2024

Dankwoord Babs Gons

Ik had dit dankwoord heel anders willen beginnen maar zoals zo vaak, wat je ook plant of voorbereidt, er komt altijd wel iets tussendoor dat meer aandacht vraagt. En in dit geval is het Ons Boek. Het verontrustende nieuws dat Het Boek duurder zal worden door een verhoogd btw-percentage waardoor het voor velen een luxeproduct zal worden.

Ik ken plekken waar het boek voor de massa niet te betalen is, waar boeken al tijden een luxeproduct zijn. Ik ken samenlevingen waar boeken niet voorhanden zijn. Eeuwen waarin boeken nog niet bestonden. Als je ervan uitgaat dat we al meer dan 300.000 jaar met elkaar communiceren en dat het oudste schrift dateert van 3300 voor Christus, dan afijn, tel maar uit. Wij zijn langer dichters en vertellers zonder papier, zonder boek geweest. Wij stammen af van troubadours, storytellers, griottes, van rederijkers, barden, minstrelen, kroniekeurs, balladiers, jeli’s, kojiki-dichters. We leerden gedichten uit het hart, uit ons lichaam. We vertelden door, fluisterden onze geheime verlangens van het ene dorp naar het andere. We gaven ze ritme, we gaven ze rijm, we gaven ze klank, om ze makkelijker te kunnen onthouden. We vertaalden onze gevoelens en ervaringen met beeldspraak. We verhaalden het wel en wee, reflecteerden op de dag, op grote en kleine gebeurtenissen. We duidden de boel. Allemaal zonder papier, zonder drukkunst, zonder boeken. Met onze aanwezigheid en onze verbeelding.

 

En nog. Als ik in Brazilië kom, waar het boek voor velen een luxeproduct is, zie ik jonge dichters samenkomen in parken en op pleinen om te slammen met hun poëzie. Ik zag het in New York bij politieke rally’s, bij protesten wereldwijd. Uit het hoofd, het hart, van lippen en handen naar oren, naar ogen, naar hart, naar ziel. Vanuit schoolbanken worden gedichten uit het hoofd geleerd en gereciteerd. In hele delen van de wereld is het nog steeds hoe we letteren. We letteren met ons lichaam, diep vanuit onze tenen, onze borstkas als klankkast, onze stem de inkt. We letteren live.

 

We moeten het er natuurlijk niet bij laten zitten. Het boek zou geen andere belasting mogen dragen dan het gemoed van de schrijver. Maar laten we vooralsnog niet wanhopen maar de edele kunst van het memoriseren, het reciteren, het delen van onze verhalen weer/meer aandacht geven. Onze botten, als archiefkasten van onze voorouders, laten vertellen. Mythes en legendes mondeling door blijven geven, zoals we altijd hebben gedaan. Gedichten herhalen totdat ze deel van ons DNA worden. Bij elkaar komen, op pleinen, in parken, in ondergrondse parkeergarages, op veerboten, binnentuinen en in huiskamers. In ondergrondse theaters als het nodig is. De boeken die we hebben gelezen, hartstochtelijk delen. ‘Komt u volgende week terug voor hoofdstuk 3’, ik hoor het Adriaan van Dis al zeggen, gezeten op een krukje op de Munt. Of zoals Anne, Elisa en Sascha, die u net verwelkomden met hun mooiste zinnen, u bij een volgende gelegenheid wellicht opwachten met nog meer prachtzinnen uit hun favoriete boeken. Zo worden de letteren ook weer wat toegankelijker voor de on-geletterden, de nieuwkomers, de dyslecten en de slechtzienden. En laten we allemaal gebarentaal leren, zodat elk boek en elk gedicht ook gebaard kan worden.

 

Dit is hoe ik ooit het landschap der letteren ben binnengekomen, betoverd door de orale literaire traditie, betoverd door het samenspel van ritme, van stem, van verhalen en vocalen. Van de urgentie, van wat nú gezegd wil worden. Nu, hier, door dit lichaam, op dit podium, uit deze mond, met deze handen. Zo zocht ik ooit een opening, een plek waar ik me welkom zou voelen. Ik zocht naar de taal als een herberg, woorden als waarden die je ontvangen na een lange reis en je zonder nadenken je maaltijd doen delen.

 

En ik ontmoette mensen met boeken in het bloed, bundels op de tong. Ik werd gegrepen en geïnspireerd door een breed scala van verhalenvertellers, ik luisterde naar Sonia Sanchez, Alice Walker, Saul Williams, Gill Scott Heron, naar Kain the Poet, naar de kring van verhalenvertellers die ik zag op het met zand bestoven dorpsplein aan de oever van de Nijl, naar de jonge slampoets die ik hoorde op een plein midden in Rio de Janeiro, naar een paar schuchtere jonge schrijvers in Willemstad die voor het eerst in hun moedertaal zichzelf uitten. Ik keek met ontzag naar schrijvers als Derek Walcott, Jorge Amado en Carlos Drummond de Andrade, helden van het volk, ook op handen gedragen door zij die nooit een boek in handen hadden gehad, die nooit hadden leren lezen. Maar wel luisteren. Ik luisterde naar Grand Master Flash, naar Linton Kwesi Johnson, Ursula Rucker, naar Lucille Clifton, naar Mutabaruka. Ik leerde dat engagement een taal is en dat het persoonlijke politiek is. Dat poëzie ook een vorm van verzet is. Dis Poem, dis poem, zei Mutabaruka:

 

‘dis poem will not be amongst great literary works

will not be recited by poetry enthusiasts

will not be quoted by politicians nor men of religion

dis poem is knives bombs guns blood fireblazin for freedom

yes dis poem is a drum’

 

En ik luisterde naar schuchtere scholieren die zich in een haastige workshopsessie tussen twee pauzes, een vers lieten ontvallen. Ik hoorde de gretigheid van een groep recent gemigreerde vrouwen in Nieuw West, die minder interesse hadden het juiste vocabulaire voor een boodschappenlijstje te verzamelen, dan om de meegereisde verhalen te delen in een nieuw abc.

 

En ik vond daar, in de eeuwenoude verteltraditie, mijn mensen, mijn gemeenschap.  Want dit doe je samen. Dit bouwen. Wat ik ooit alleen ben aangegaan, een lange weg door dit letteren landschap, is een gezamenlijke dans geworden. Een gedeeld podium.

 

En daarom beschouw ik deze erkenning, als een gebaar naar een hele beweging.  Naar alle mensen voor, naast en achter me. Naar alle voorouders die me te kennen gaven dat ik het toch maar moest doen. Want nooit was ik alleen op deze reis. En dit jaar vier ik ook mijn 25-jarige jubileum. In 1999 organiseerde ik mijn eerste podium, voor mensen die net als ik liefde hadden voor de voordracht, voor performance poëzie. 25 jaar met hart en ziel bouwen aan het podium voor de taal die ik het liefst heb en hoor.

En dan op dit moment, met deze onderscheiding geëerd te worden, is prachtig en overweldigend. Want hoe vastberaden ik ook door dit landschap lijk te lopen, ik moet mezelf toch ook regelmatig weer aanmoedigen. Doe het toch maar, moet ik af en toe tegen mezelf fluisteren. En de Gouden Ganzenveer zegt mij Doe Het toch Maar, in de taal van edelmetaal.

 

Dank je hartelijk, Academie van de Gouden Ganzenveer, voor deze grote eer. Dank alle artiesten van vanmiddag: Benzokarim, Danielle Zawadi, Sjaan Flikweert, Lemuel de Graav, Meral Polat, Sam Oclin, en tolk Luca Konrad. Dank Sacha, Elisa en Anne en iedereen die vandaag mogelijk maakten. Dank ook mijn uitgeverij Atlas Contact voor altijd enthousiast en bemoedigend zijn, dank allen die me vergezelden de afgelopen 25 jaar. Dank!

 

Freshbits Internet Communicatie